Bij kalibratie van een meetinstrument wordt de waarde die het meetinstrument aangeeft, vergeleken met een waarde van een grootheid, die gemeten is met een referentie meetmiddel. Het verschil tussen beide wordt de gemeten afwijking genoemd.
Deze gemeten afwijking is te toetsen aan een maximaal toelaatbare afwijking of tolerantie. De tolerantie is veelal vastgelegd in de specificatie van een meetinstrument, een mogelijk van toepassing zijnde norm voor het gebruik of een waarde die de gebruiker zelf opgeeft. Als de gemeten afwijking kleiner is dan de tolerantie, is de conclusie dat het meetmiddel betrouwbaar meet. Als de gemeten afwijking groter is dan de tolerantie, moet er een herstel plaatsvinden.
Justeren is de herstel actie waarbij de aangewezen waarde van het te kalibreren meetmiddel zodanig aangepast wordt, dat de afwijking minimaal is en dus binnen de tolerantie valt.
Altijd geldt dat de kalibratie de actie is om de afwijking te meten en dat de justering de actie is om de afwijking te minimaliseren. Bij kalibratie is de mogelijk noodzakelijke aanvullende justering altijd op verzoek van de gebruiker en zal nooit zondermeer uitgevoerd worden. Het is immers de gebruiker die de tolerantie moet opgeven, op basis waarvan de toetsing en mogelijk noodzakelijke justering moet plaatsvinden.
Heeft u vragen of bent u op zoek naar gedegen advies over justeren of over de kalibratie van meetmiddelen? Neem dan contact op met één van onze adviseurs via de telefoon, stel uw vraag via ons contactformulier of vraag een offerte aan.